Dag 19—zondag 4 september 2011--

We vertrokken redelijk op tijd uit Ptuj. Althans dat wilden we, maar de juffrouw van de balie vertelde vrolijk dat er een marathon voorbij liep en dat we zeker een uur lang nog niet weg konden. Ik ben gaan praten met de mevrouw die bij de uitgang van de camping de boel regelde. Zij vond dat we best weg konden gaan, als we niet harder reden dan 20 km per uur en met de richting van renners mee reden. We wilden eigenlijk wel de andere kant op, maar konden dat vrij makkelijk aanpassen. Toen we uit de marathondrukte waren, hebben we eerst boodschappen gedaan. En daarna zijn we doorgereden naar Maribor, de 2de stad in Slovenija. Daar hebben we de rondwandeling uit het gidsje gedaan. Een leuke stad, maar op zondag wat stilletjes. We begonnen met een capuccino op een terras en eindigde met een grote dikke ijs. Jammer genoeg ging dat op het allerlaatste moment heel erg mis. Het koekje brak en er droop erg veel chocolade ijs op me. Op mijn borst, wat je er zo af kon vegen, maar ook op mijn nieuwe witte geborduurde bloesje en mijn bh. Ik kan dat tot nu toe niet schoon krijgen. Jammer maar waar. Ik hoop het er thuis nog uit te kunnen krijgen. Volgens de kaart van Slovenija lag onze camping in Slivnica. Maar daar was geen camping te bekennen. Toen nog maar eens even vragen: nee dat was in Slivnisko Pohorje. Dat ingevoerd op de Tomtom. Maar we kwamen uit op een heel klein weggetje, beeldig...maar in een haarspeldbocht wilde de camper niet meer voor of achteruit. En geen mens te bekennen natuurlijk. Met erg veel manoevreren heeft Warner bij een soort boerderij de camper kunnen keren. Ik vond het allemaal doodeng. Na een kwartiertje kwamen we uit op een grotere weg en die ging de berg op: naar 1085 m hoog. Mooie uitzichten en mooie natuur. Maar een bijna verlaten skioord was het einde van de weg. En....geen camping. Toen hebben we daar maar eerst gegeten in een restaurant. Maar het bleek dat we de hele (brede) weg weer naar beneden moesten volgen en in Sponje Hoce moesten zijn. Daar is echter óók geen camping te bekennen. Er was een jong stel, waarvan de vrouw redelijk engels sprak die ons verwees naar Pekre. En, ja hoor, daar was de camping. Dat was dus anderhalf uur zoeken, eigenlijk voor niets, maar wel met een goed eindresultaat. En een heleboel mooie natuur onderweg.